Artikel 1: Inrichten van de werf














Grond: de goede grond, zijnde met weerstand van 2 Kg/vm2, wordt verondersteld zich te bevinden op max. 80 cm diepte. De grond waar de funderingsplaat wordt gegoten, dient horizontaal te zijn en mag niet aangevuld zijn.
Niveau: het niveau 0,00 van waaruit alle hoogteverschillen gemeten worden is het maaiveld (minimum straatniveau). Voorwaarden: het terrein dient zuiver te zijn en vrij van boomstronken, oude funderingen, struikgewas, enz. De aannemer beschikt gedurende de bouwtijd over de ganse oppervlakte van de grond.
Toegang: de toegang dient voldoende verbreed en verhard te zijn teneinde de nodige materialen aan te kunnen brengen. Het plaatsen door de aannemer van metalen platen of verhardingsmaterialen is ten laste van de bouwheer.
Aansluitingen: de aansluitingen zijn ten laste van de bouwheer. Dit geldt zowel voor de aansluiting van het water, elektriciteit, telefoon, gas, riolering en andere. De bouwheer stelt gedurende de bouwtijd gratis water en elektriciteit ter beschikking van de aannemer.